We hoeven er weinig woorden aan vuil te maken: de Stopera, met name het Stadhuisgedeelte, is foeilelijk. Als het de bedoeling was dat dit het bij en in dit gebouw levendigheid troef zou worden, dan is dat hopeloos mislukt. Wat een vreugde is het dat het huidige stadsbestuur van Amsterdam daar verandering in wil brengen. Planoloog Guido Wallagh heeft de opdracht gekregen bij Amsterdammers ideeën te verzamelen hoe de Stopera tot een plek te maken die voor alle Amsterdammers betekenis krijgt. Dat doet hij voortreffelijk. Het maakt vrolijk te merken dat er honderden plannen opborrelen en hij en zijn team daar structuur aan gaan geven.
Dit mooie proces heeft één minpunt. Het stadsbestuur wil dat verbouwing aan de binnenruimtes bekostigd wordt uit de huren die toekomstige gebruikers en uitbaters van het grondoppervlak van de Stopera gaan betalen. So far, so good. Wat echter vergeten is, is dat het gebouw er van buiten en van binnen niet uitziet. Inderdaad, futloos, foeilelijk, geen sfeer; laat er alle negatieve kwalificaties op los en ze kloppen allemaal. Daar moet, en kan iets aan gebeuren.
De stenen façade van het stadhuisgedeelte kan verticaal beplant worden: Hangende Tuinen aan de Amstel, zoals Groenlinks Gemeenteraadslid Jasper Groen het noemt. Dat transformeert het gebouw van extreem lelijk naar sprankelend mooi. Bovendien: midden in de stad krijgen we ineens een grote hoeveelheid groen erbij wat in alle opzichten uitstekend is voor het milieu en de luchtkwaliteit. Het is tegelijk een statement van de stad aan bevolking en bezoekers: wij willen een leefbare en duurzame stad verwezenlijken. Ongetwijfeld zal de omgetoverde Stopera – ziedaar, een gebouw van dat formaat in het groen gezet – een toeristisch trekpleister van jewelste zijn, naast wat Amsterdam verder aan esthetische rijkdom heeft te bieden. (Landschaps)architecten uit de hele wereld zullen er naar komen kijken en erover spreken.
Het hoeft geen betoog dat zo’n ingreep zich niet laat bekostigen uit huuropbrengsten van toekomstige uitbaters binnen in het gebouw. Bovendien moet de binnenruimte – het mooiste is als dat een grote open marktruimte wordt – een esthetisch hoogstandje worden. Niet voor niets wordt de vergelijking getroffen met de Markthal in Rotterdam.
Kortom, de vraag laat zich stellen waar de gelden vandaan te halen om het gebouw van binnen en van buiten een sterk esthetisch en lief te hebben karakter te geven. Het lijkt me dat Amsterdam daar extra middelen voor moet vrij maken, eventueel aangevuld met bijdragen uit diverse fondsen, zoals voor vergroening van de stad en dergelijke.
Die extra middelen moeten gezien worden als een ereschuld van de stad aan zijn burgers. Om dat te verklaren een korte geschiedenis van de Stopera: dat project begon met het idee om op het Waterlooplein een nieuw stadhuis neer te zetten. De Oostenrijkse architect Wilhelm Holzbauer was uitgekozen om daarvoor een ontwerp te maken. Dat werd een gebouw met veel glas. Maar, de oliecrisis van 1973 haalde een streep door een gebouw met veel glas dat energie zou slurpen.
Holzbauer had toen het, op zich slimme idee om voor te stellen tegelijk twee problemen op te lossen: op dezelfde plek een opera én een stadhuis. De stadhuiskant nam hij voor zijn rekening en maakte het zo gesloten mogelijk, met de illusie dat interne gangen veel levendigheid zouden aantrekken. Dus niet.
De protesten tegen de ontwerpen van Dam (opera) maar vooral tegen die van Holzbauer waren luid en duidelijk: dit wordt afschuwelijk en het zal de voorspelde levendigheid overdag en des avonds niet teweeg brengen. De gebouwen en de gecreëerde omringende ambiance stoten eerder af dan dat ze aantrekken. Adviezen van belangrijke architecten als Herman Hertzberger en Aldo van Eyck werden in de wind geslagen.
Ik kan me herinneren dat Walter Etty, de verantwoordelijke wethouder, openlijk verklaarde dat het gebouw niet moeders mooiste zou worden, maar we gaan het toch doen. Voor de bouw kwamen fondsen voor werkgelegenheid uit Den Haag. Dus was hij verlost van enkele problemen: na decennia eindelijk een opera, tegelijk een nieuw stadhuis, en dat alles grotendeels gefinancierd uit Den Haag. Spek in het bekkie. Het besluit van de toenmalige Gemeenteraad om de Stopera er door te jassen bracht mij tot tranen met tuiten: zoveel cynisme en opportunisme.
Hier komt de ereschuld van de stad aan zijn burgers op het toneel. Willens en wetens heeft het Gemeentebestuur de stad opgezadeld met een monsterlijk, niet publiekelijk functionerend gebouw. Het huidige stadsbestuur moet er iets voor over hebben om die bestuurlijke miskleun van z’n voorgangers goed te maken. Bovendien verdient Amsterdam in de prachtige bocht van de Amstel beter. De conclusie kan niets anders zijn dan het Gemeentebestuur van Amsterdam extra gelden moet vrijmaken voor het stadhuis dat Amsterdammers verdienen: open, vrolijk, prachtig, de ogen strelend. Nu het stadhuisgedeelte van de Stopera grondig op de schop gaat is dit het moment dat het Gemeentebestuur zijn ereschuld aan de bevolking kan inlossen.
Bron: Parool, 1 december 2015