Eindelijk is het zo ver. We wisten het allemaal, of konden het weten dat IKEA er een soepele belastingmoraal op nahoudt, maar nu neemt de Europese Commissaris voor de Mededinging, Margarethe Vestager, de verdenking serieus. Het lijkt waarschijnlijk dat Nederland verplicht gaat worden bij de Zweedse gigant een naheffing, een blauwe enveloppe, van rond een miljard euro op de deurmat te laten glijden.
Voor wie vindt dat iedereen belasting moet betalen, dus ook megaondernemingen, is dit een zucht van verlichting. In Haagse kringen lijkt men niet zo te denken. Daar is men meer bezig met het beperken van reputatieschade voor de Lage Landen aan de Zee. Op zich kan men zich beide houdingen voorstellen – eindelijk gerechtigheid, er gaat betaald worden, en: ons land moet af van z’n slechte imago. Toch schieten beide benaderingen tekort.
Hoe men het wendt of keert, wie geen belasting betaalt is een misdadiger. Natuurlijk ken ik ook de fabel dat slimme advocaten en notarissen gaten in wet- en regelgeving weten op te sporen, en daardoor lijkt het allemaal legaal dat er niet betaald wordt. Die redenering snijdt geen hout. De bedoeling van belastingwetgeving is dat een ieder naar behoren z’n centje aan de gemeenschap bijdraagt. Wie dat willens en wetens niet doet – met gebruikmaking van welke truc dan ook – overtreedt de bedoeling van belastingwetgeving, en hoort zich daarvoor te verantwoorden bij de strafrechter. Voor belastingontwijking die als niet fraai maar wel als legaal gezien wordt bestaat een adequate term: het is dishonest tax avoidance.
Het is daarom verbazingwekkend dat dit aspect van het wangedrag van grote ondernemingen nauwelijks onderwerp van discussie is. Als IKEA – en al die andere ondernemingen – de achterstallige rekening gepresenteerd krijgen, dan lijkt het alsof de kous daarmee af is. En zo gaat het de laatste jaren bij voortduring. Echter, wie met opzet alles in het werk stelt om geen of nauwelijks belasting te betalen moet niet alleen de rekening gepresenteerd krijgen, maar moet ook door de officier van justitie op het matje van de strafrechter geroepen worden. Dat gaat dan niet alleen, in dit geval, om de top van IKEA, maar ook om de personen in en buiten het concern die belast waren met het op de rails zetten en uitvoeren van de misdadige belastingontduiking en –ontwijking.
Het valt aan niemand duidelijk te maken dat een gewone burger of kleine ondernemer die belasting betalen aan z’n laars lapt wel in het gevang kan belanden, en ondernemers op topniveau en hun bondgenoten in crime daarvan gevrijwaard zijn: de onderneming betaalt de boete, die waarschijnlijk van de belasting afgetrokken kan worden, en vervolgens gaan we over tot de orde van de dag.
Een mankement in de huidige benadering is dat het de Europese Commissaris van Mededinging is die de zaak-IKEA aanhangig maakt. De redenering daarachter is dat IKEA, door geen belasting te betalen, een competitief voordeel heeft vergeleken bij ondernemingen die dat wel doen. Op zich is dat waar. Alleen, zoals we gezien hebben, het is maar de helft van het verhaal. Door te focussen op de mededinging komt de strafrechtelijke component niet op tafel.
Dan doemt meteen de volgende uitdagende vraag op: welke officier van justitie moet IKEA voor de strafrechter brengen, en in welke land, in welke jurisdictie gaat dat allemaal gebeuren? De vraag wint aan relevantie als we beseffen dat er – als het gaat zoals het hoort – vele andere bedrijven en personen verantwoordelijk in die ondernemingen aan de beurt moeten komen. Is dat, in het geval van IKEA, Zweden, Nederland, of beide, of ergens anders waar IKEA zogenaamd zijn hoofdzetel heeft?
De vraag naar de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen in ondernemingen is de laatste decennia nauwelijks gesteld, terwijl megaondernemingen transnationaal geworden zijn: ze zijn overal en nergens. In welke jurisdictie zijn ze aan te spreken? In een afzonderlijk land is dat vaak heel moeilijk. Op Europees niveau roept dat dus om een Europees Openbaar Ministerie en een aanverwant strafhof voor dit soort zaken. Ook op mondiaal niveau moeten transnationale ondernemingen de dans niet kunnen ontspringen en ligt de oprichting van een Internationaal Strafhof voor Ondernemingen en Personen Verantwoordelijk voor Misdaden van Ondernemingen voor de hand.
Dat zal er van vandaag op morgen niet van komen, hoewel het moreel wel zou moeten. Voor IKEA is dus, vooralsnog, de aangewezen weg dat Nederland en Zweden samen de strafrechtelijke route gaan bewandelen. De toplieden van IKEA mogen dan kiezen of ze in Zweden of in Nederland het gevang in draaien.