Er broedt iets in Nederland. Nadat Rutger Bregmans Gratis geld voor iedereen (2014) eerder pleitte voor een radicale omslag in hoe we inkomen verdelen, wil de De macht van de megaonderneming de wereldhandel diepgaand hervormen. Samen met Pieter Pekelharing en John Huige doe ik dat op basis van oerliberale principes, zoals vrije markt en concurrentie, waarvan ik vind dat die net door de (neo)liberalisering van de wereldhandel onder druk zijn komen staan.
De eerste twee delen van het boek leggen de vinger op de wonde. In het eerste stuk beschrijven wij hoe een kleine groep transnationale ondernemingen hun marktmacht steeds vergroot. Deze, onderling verweven, groep is er volgens ons in geslaagd oligopolistische en semimonopolistische posities te verwerven in de markt waar ze opereren. Door sleutelposities in productienetwerken te verwerven, het constant opkopen, fuseren en terug afstoten van entiteiten; en oneerlijke concurrentie via belastingontwijking kunnen ze nieuwkomers toegang tot de markt ontzeggen. Dit alles zorgt ervoor dat de theoretische onzichtbare hand niet langer werkt in onze transnationale economie.
Het tweede gedeelte van het boek gaat over intellectuele eigendom. Hier laten wij zien hoe het toe-eigenen van intellectueel eigendomsrecht transnationale ondernemingen helpt om hun concurrentiepositie te bestendigen. Onze analyse is tweeledig. Eerst maken we korte metten met de mythe van een eureka-moment bij uitvindingen. De realiteit is dat uitvindingen een stapjesmatig proces zijn dat steeds voortbouwt op eerder werk en waar ideaal gezien ook op voortgebouwd kan worden. Het patenteren en toe-eigenen van exploitatierechten voor bepaalde tijd op een bepaald stapje van dat proces negeert die realiteit, argumenteren de auteurs, en is een fenomeen dat is ontstaan gelijktijdig met het kapitalisme. Daarbovenop argumenteren wij dat veel patenten voortbouwen op staatsgesponsord onderzoek (beschreven in het boek De ondernemende staat van Mariana Mazzucato) en dus een transfer van publiek naar privé zijn. Een iPhone bijvoorbeeld bestaat hoofdzakelijk uit technologie ontwikkeld door de staat in een mooie verpakking.
Daarna beschrijven wij de negatieve effecten van patenten op de markteconomie. Ten eerste stoppen ze het theoretische proces van creatieve destructie waarbij door constante innovatie oude technologieën worden vervangen door nieuwe en verbeterde varianten door concurrentie. Eén van de hoekstenen van een echte vrijemarkteconomie. Door het toekennen van patenten wordt dit proces onderbroken voor de duur van het patent (uitgangspunt maximaal 20 jaar) en wordt innovatie gestopt. Wij geven voorbeelden van medicijnen en groenere motoren waar betere varianten tegenhouden worden doordat een bedrijf een patent verwierf.
Een ander negatief effect is dat er een ware industrie is ontstaan in het verwerven van patenten die nooit gebruikt worden, behalve om rechtszaken aan te spannen tegen anderen die de technologie van het patent zouden gebruiken of om te verhandelen voor hetzelfde doel. Opnieuw stopt dit innovatie en eerlijke concurrentie. Iedereen die met een nieuw product op de markt komt, riskeert aangeklaagd te worden terzake van inbreuk op één van die patenten die op de plank liggen.
Vooral ontwikkelingseconomieën zijn enorm benadeeld door deze wildgroei. Vroeger konden ze die in hun eigen jurisdictie naast zich neerleggen, maar sinds de Wereldhandelsorganisatie het TRIPS-verdrag goedkeurde, zijn alle leden gebonden om van eigendomsrecht. Dit betekent dat ze nu dure technologie van westerse bedrijven dienen te licenciëren, terwijl westerse landen tijdens hun economische ontwikkeling zelf nooit aan deze voorwaarden hoefden te voldoen en gretig van andere landen kopieerden.
Na een bondig historisch overzicht van hoe het internationaal handelssysteem sinds de Tweede Wereldoorlog zo scheef is kunnen groeien, beschrijven wij onze oplossingen voor een rechtvaardigere economie. Sommige daarvan zijn al deel van het publieke debat, zoals het afschaffen van arbitragerechtbanken (zie het CETA-debacle). Anderen worden al in beleid omgezet, zoals werk maken van een meer sluitende vennootschapsbelasting in het OESO-project Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) en de Europese Commissie met hun vrij vergaande voorstel voor een geconsolideerde gemeenschappelijke belastingbasis (CCCTB).
Onze voorstellen zijn drieledig: het tegengaan van dominante ondernemingen, het afschaffen van het intellectueel eigendom; en het scheiden van onderzoek en fabricage waarbij onderzoek vanuit de overheid moet komen en waarvan de resultaten voor iedereen vrij beschikbaar moeten zijn.