Inderdaad, Peter de Waard van de Volkskrant (20 september 2017) heeft groot gelijk dat patenten beter afgeschaft kunnen worden. Immers, intellectuele eigendomsrechten monopoliseren kennis en het gebruik ervan, wat leidt tot een rem op innovatie. Patenten en copyright bestendigen de monopolie-positie van de al te machtige transnationale ondernemingen, en advocaten worden stinkend rijk aan het geruzie tussen bedrijven over wie het monopolierecht bezit op een stukje kennis of creativiteit.
Daar komt bij dat wij, als burgers, voor een product niet alleen de maakkosten moeten betalen maar ook een fors bedrag daarbovenop voor die intellectuele eigendomsrechten; voor medicijnen kan dat oplopen tot vele duizenden euro’s per pilletje. De econoom Joseph Stiglitz zegt: als we verplicht zijn die “opcenten” te betalen, dan kan men dat vergelijken met een belasting. En welke stelregel geldt er voor belastingen? No taxation without representation. Waar het op neerkomt is dat wij als burgers geen zeggenschap hebben over welk onderzoek er geëntameerd wordt met de “opcenten” die wij voor intellectuele eigendomsrechten aan de kassa betalen bovenop de maakprijs van een product.
Dat kan anders. Het is een briljante suggestie van Peter de Waard dat in de volgende Troonrede afgekondigd wordt dat het intellectuele eigendomsrecht wordt afgeschaft. Dat heeft een aantal voordelen. Als kennis en creativiteit niet meer geprivatiseerd en gemonopoliseerd zijn kan iedereen die kennis en creativiteit verder ontwikkelen. Producten, waaronder medicijnen, krijgen een normale prijs. Nog interessanter is dat, met het afschaffen van het intellectuele eigendomsrecht, de mondiaal dominante ondernemingen hun machtspositie verliezen. Die is immers voor een groot deel gestoeld op het bezit van het monopolie op kennis en creativiteit.
Dat is goed nieuws. De supergrote ondernemingen zijn machtiger dan onze staten, en ze maken zich niet zelden schuldig aan ernstige misdaden: belastingontduiking, schending van mensenrechten, milieucriminaliteit, omkopen van politici. Als we die te grote en te machtige ondernemingen met een nieuw pro-actief mededingingsrecht meteen een stuk kleiner maken, dan hebben we tegelijk een meer normale markt gecreëerd, waarin vele ondernemingen kunnen bloeien, en die wij, als samenleving, beter kunnen reguleren en controleren.
De grote angst bestaat natuurlijk dat, als er geen intellectuele eigendomsrechten meer bestaan, bedrijven van elkaar kennis “jatten”. Daar zijn twee antwoorden op te geven. Allereerst, als iedereen van iedereen kan “jatten” dan geeft dat niemand een competitief voordeel. Als tweede, we gaan voortaan onderzoek voor innovaties financieren uit publieke middelen. Als er geen patenten meer bestaan dan worden producten aanzienlijk goedkoper. Die kunnen dan een beetje belast worden om daarmee de publieke onderzoeksfondsen te spekken. Bij het bepalen voor welk onderzoek gelden vrijgemaakt worden spelen vragen uit het bedrijfsleven een rol, maar zeker ook vraagstukken die van breder maatschappelijk belang zijn.
Tja, en nu komt dit allemaal te staan in de volgende Troonrede, en is Nederland gekke Henkie in de wereld. Dus, komend jaar in september neemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aan waarin het intellectuele eigendomsrecht wereldwijd wordt afgeschaft. Zal het zo gaan? Natuurlijk vooralsnog niet. Toch broeit er wat. Iedereen die een beetje om zich heen kijkt weet dat het systeem van intellectuele eigendomsrechten niet meer te rechtvaardigen valt. Piraterij van allerlei soort ondermijnt het. Dat valt niet of nauwelijks te bestrijden. De prijs die burgers ervoor betalen – zeker in arme landen – is te hoog. We moeten af van monopolisten die de wereldeconomie gijzelen.
Wat verontrustend is, is dat economische, juridische en ook medische, technische en landbouwkundige faculteiten van universiteiten doen alsof er niets aan de hand is: zonder intellectuele eigendomsrechten kan de wereldeconomie niet bestaan lijken ze te geloven, wat natuurlijk onzin is. Men zou die faculteiten kunnen betichten van plichtsverzuim en intellectuele luiheid. Als een zo overheersend marktinstrument als intellectuele eigendomsrechten op barsten staat, dan hebben die faculteiten de intellectuele plicht om hun onderzoeksprogramma’s daarop te richten.
Dan staan er uiterst complexe, maar tegelijk boeiende vraagstukken op de agenda, zoals: hoe kunnen we mondiaal het idee ingang doen vinden dat patenten, copyrights en dergelijke niet meer van deze tijd zijn? Welke argumenten zijn daarvoor nodig? Weke coalities moeten daarvoor gesmeed worden? Hoe kan de transitie in gang gezet worden van een wereld die overwoekerd is met intellectuele eigendomsrechten naar een mondiale samenleving waarin de kwaliteit vaan producten en eerlijke handelsverhoudingen er toe doen? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat zo een transitie de wereld niet in een crisis stort, maar dat het de economie in een stabieler vaarwater brengt? Hoe gaan we onderzoeksfondsen financieren en inrichten?
In mijn analyse heb ik enkele argumenten en voorstellen gepresenteerd die roepen om verder onderzoek. Dat is precies waar universiteiten, onder meer, voor in het leven geroepen zijn: als paradigma’s wisselen is het hun roeping, en tegelijk spannende uitdaging, om daarmee aan de slag te gaan.