Natuurlijk is er in de loop van de tijd in Nederland door een uiteenlopend gezelschap van IE-betrokkenen ook wel kritisch nagedacht over IE. Maar zij zijn overwegend “niet gehoord”. En voor zover ze wel gehoord werden hebben ze weining tot geen effect kunnen sorteren op de staat waarin het vakgebied is komen te verkeren. For worse – is mijn standpunt.
- 1980 – Vormt het merk een bedreiging van de mededinging, Peter Kaufmann
- 1983 – Mini-monopolies, Koopmans
- 1984 – Passing off and misappropriation, Peter Kaufmann
- 1990 – Het Decca-arrest, bescherming van prestatie en iminatie, Peter Kaufmann en N. Weinberg
- 1991 – De toenemende complexiteit van het intellectuele eigendomsrecht – een economische analyse, Rob Teijl en Rudi Holzhauer
- 1991 – In Brussel begint de victorie – een commentaar, Peter Kaufmann
- 1991 – Verwarring of verwatering, Peter Kaufmann en M. Gemser
- 1994 – De lof der nabootsing revisited – Peter Kaufmann en G. Gemser
- 1997 – Intellectuele eigendom: wetenschaps-stimulator? – Feer Verkade
- Paragraaf 10
1991 – De toenemende complexiteit van het intellectuele eigendomsrecht – een economische analyse, Rob Teijl en Rudi Holzhauer
Inleidende tekst.
Lees hier verder.
1991 – Verwarring of verwatering, Peter Kaufmann en G. Gemser
In de EEG-Richtlijn merkenrecht van december 1988 staat in artikel vijf, lid 1b, dat het uitsluitend recht op het merk beschermd wordt tegen gebruik van een teken als `dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk en gebruikt wordt voor dezelfde waren of diensten, indien daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende het gevaar van associatie met het merk’.
Hoera, riep Nederland in koor: het associatiecriterium van het Union-arrest is door de EEG-autoriteiten geaccepteerd.43 Onze moderne opvattingen over de interpretatie van merkbescherming strekken nu ten voorbeeld aan alle grote industriële staten. Nederland heeft zijn rol als gidsland weer eens fraai gespeeld.
Helaas ben ik van mening dat men weleens te vroeg gejuicht zou kunnen hebben. Wat zegt de Raad van Ministers namelijk in de preambule tot de tekst van de artikelen van de Richtlijn? In een fraaie parafrase wordt de essentie van het merkenrecht neergelegd in enkele volzinnen. Ten eerste wordt nog eens uitdrukkelijk gestipuleerd dat het de herkomstfunctie is waar alles met name om draait. En dan komt het:
(…) dat de bescherming ook geldt wanneer het merk overeenstemt met het teken en de waren of diensten soortgelijk zijn.
Vervolgens wordt het begrip “overeenstemming” uitgelegd:
(…) dat het begrip overeenstemming in samenhang met het gevaar van verwarring moet worden uitgelegd; dat het gevaar van verwarring dat van vele factoren afhangt en met name van de bekendheid van het merk op de markt, van de vraag in hoeverre een associatie mogelijk is met het gebruikte of ingeschreven teken, van de mate van overeenstemming tussen het merk en het teken (…) de grondslag voor de bescherming vormt.
Niemand kan om deze duidelijke interpretatie van de betekenis van artikel 5, lid 1b heen. De grondslag van de Europese merkbescherming is het gevaar van verwarring. Associatie tussen merk en teken vormt één van de vele factoren die het bestaan van dit gevaar kunnen aantonen. Nergens blijkt uit de tekst dat dit als een abstracte, geïsoleerd bepalende factor gelezen kan worden. Tegen de boven geciteerde tekst zal geen Frans, Engels of Duits jurist bezwaar hebben. Het gaat om een veelheid van factoren die in onderling verband gewogen dienen te worden en afhangen van de wijze waarop het merk en het teken op de markt gebruikt worden. Deoverwinning’ van het Benelux-standpunt, met veel bravoure door Furstner c.s. aangekondigd, zou wel eens een Phyrrus-overwinning kunnen zijn.
Nu de Benelux in zijn brede beschermingsdrang tegen `ander gebruik’, artikel 13 A.2 BMW gedeeltelijk misschien zijn zin krijgt,45 zou het een schande zijn als de Europese autoriteiten zouden toestaan dat de brede associatiebescherming, zoals neergelegd in de Benelux-rechtspraak, als de juiste interpretatie van artikel 5, lid 1b geaccepteerd zou worden.
Nu de Nederlandse doctrine dit laatste echter wel uitdraagt, zit er niets anders op, dat als de Benelux artikel 13 A.1 BMW niet aanpast aan de Richtlijn, de Europese autoriteiten rechttijdig maatregelen moeten nemen.
Beier, Burell en Thrierr hebben in 1976 als grondleggers van het Europese merkenrecht de weg gewezen.46 Het woord is nu hopelijk aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Lees hier verder.
1994 – De lof der nabootsing revisited, Peter Kaufmann en G. Gemser
Met het Raamuitzetter arrest heeft de Hoge Raad een duidelijk halt toegeroepen aan een ontwikkeling dïe, onder de vlag van ongeoorloofde mededinging, nabootsend gedrag bestreed dat zonder enige eigen toegevoegde prestatie te leveren, andermans, niet door een wet beschermd, produkt imiteerde. Deze opvatting wordt nu, door de overwegingen van de Hoge Raad, verworjpem.
Een gezonde innovatiepolitiek moet gebaseerd blijven op een evenwichtige balans tussen monopolies op de voortbrengsels van kennis van de geest, die in kaart gebracht zijn in wetten, en de vrijheid om daarbuiten op een ieders kennis voort te bouwen. Daarnaast heeft de markt belang bij een bescherming van de communicatie tussen vraag en aanbod en de commerciële goodwill die de concurrenten hebben opgebouwd.
Vandaar dat een bescherming tegen herkomstverwarring, bijvoorbeeld van onderscheidende vormgeving, die als herkenningsteken bij de consumenten dienst doet of dienst kan doen, ook vanuit een gezonde mededinging gewenst is. Het innovatiebelang en het commerciële belang van de markt zijn zo door de Hoge Raad in een mededingingsrechtelijk goed evenwicht gebracht, in harmonie met de ontwikkelingen binnen de Gemeenschappelijke Markt.
Lees hier het gehele artikel in pdf-formaat (BIE 1994 nr. 4 blz. 106-111)
2002 – The Economics of Intellectual Property, Ruth Towse and Rudi Holzhauer
This authoritative four-volume collection presents the most important published articles and papers on the economics of intellectual property – a subject that is of increasing interest to both economists and lawyers. Publication is timely in view of the growing interest in the relationship of innovation and knowledge to economic growth as well as the challenges to copyright being posed by the new electronic media. International in scope, this four-volume set will be an essential source of reference to both economists and lawyers concerned with the rapidly developing field of intellectual property.
Read more.
- Download leaflet (pdf)
- Critical acclaim
- Contents
2008 – The Public Domain, James Boyle
Inleidende tekst.
Lees hier verder.