Joost Smiers Foto NRC Handelsblad, Maurice Boyer 9-4-2009
In zijn nieuwe boek ‘Adieu auteursrecht, vaarwel culturele conglomeraten’ betoogt Joost Smiers dat het auteursrecht slecht is voor de culturele diversiteit en voor kunstenaars. Smiers: „Over tien jaar is het afgeschaft.”
Wie bepaalt welke culturele uitingen een publiek bereiken, in welke hoeveelheid, in welke context en wie bepaalt wie iets aan een creatie mag veranderen?
Het grootste gedeelte van zijn werkende leven heeft emeritus lector politicologie van de kunsten Joost Smiers (1943) zich met deze vraag beziggehouden.
Door de jaren heen – als directeur van de onderzoeksgroep Kunst & Economie van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en als lid van het Research Network on New Directions in Copyright Law aan de universiteit van Londen – verfijnde hij de vraag: is het voor een samenleving wenselijk dat het merendeel van de artistieke uitingen in bezit is van een handjevol multinationals?
Nee, vindt Smiers, dat is het niet. „Eigendom betekent het recht keuzes te maken, en in een democratische samenleving horen de keuzes over ons cultuurgoed bij de burgers te liggen, niet bij een beperkt aantal private ondernemingen.” Twee jaar geleden ging hij met pensioen, maar dat gaf hem alleen maar meer tijd om te schrijven en lezingen te geven. Dankzij het succes van zijn laatste boek Arts under pressure (2003), dat in tien talen werd vertaald, wordt hij over de hele wereld op conferenties uitgenodigd om te spreken. Hij is pas teruggekeerd uit Indonesië waar hij zeven lezingen gaf.
En er is vanaf volgende maand een nieuw boek: Adieu auteursrecht, vaarwel culturele conglomeraten, dat hij samen met publicist Marieke van Schijndel schreef. Hun oordeel over het auteursrecht is vernietigend. Het is in hun visie verworden tot een instrument dat grote culturele industrieën buitensporig veel macht geeft op de culturele markt. In de tweede helft van het boek zoeken ze naar een oplossing voor dit probleem: als we het auteursrecht afschaffen en de mededingwetgeving radicaal toepassen op de culturele sector, voorspellen ze, gaan kunstenaars meer verdienen en wordt de samenleving verrijkt met een grotere culturele diversiteit.
Het boek komt op een opportuun moment: steeds meer experts menen dat het auteursrecht aan revisie toe is nu het illegaal downloaden en verspreiden van muziek en films op zo’n grote schaal plaatsvindt; daar lijkt geen wetgeving tegen opgewassen. „Het monster laat zich niet bedwingen”, aldus Smiers. Het lijkt hem dan ook onwaarschijnlijk dat er over tien jaar nog auteursrecht bestaat.
Wat we nu zien is een achterhoedegevecht. De rechtszaken die wereldwijd tegen illegaal downloaden worden gevoerd zijn bij voorbaat onbegonnen werk: vooral de jongere generatie, die de vrije verspreiding van muziek en films als een geboorterecht beschouwt, zal zich die vrijheid nooit laten afnemen. Bedenk ook dat we simpelweg de middelen niet hebben om al die mensen te vervolgen. De opsporingsdiensten moeten zich bezighouden met vrouwenhandel, zwart geld, zaken die werkelijk onze samenleving ondermijnen, niet met het opsporen van studenten die weleens een film downloaden.
Het auteursrecht kunnen we beter afschaffen, vindt Smiers.
Waarom? Omdat het in de eerste plaats niet voldoet aan onze verwachtingen. De nadelen rond het auteursrecht zouden in de ogen van velen niet opwegen tegen het grotere goed: dat je voor kunstenaars inkomsten creëert. De realiteit is echter dat de meeste kunstenaars dat inkomen helemaal niet krijgen. Supersterren verdienen enorm veel geld met royalty’s, maar de overgrote meerderheid komt er zeer bekaaid van af. Onderzoek bevestigt dat beeld: 90 procent van het rechtengeld gaat naar 10 procent van de kunstenaars, en 10 procent naar 90 procent van hen.
Het mag dan wel niet veel zijn, maar door het auteursrecht zijn kunstenaars toch ten minste verzekerd van enige inkomsten?
Zo is de huidige situatie. Maar mijn voorstel is ook niet dat we alleen het auteursrecht afschaffen. Tegelijk moeten we een gelijk speelveld creëren op de markt, zodat iedereen gelijke kansen krijgt. Op dit moment wordt de markt gedomineerd door bedrijven die dankzij het copyright een investeringsbescherming van tientallen jaren hebben en die tegelijkertijd de promotie en distributie beheersen. Dat is ontoelaatbaar. Kleine spelers worden in de huidige situatie met gemak weggedrukt door de grote jongens. Wat ik met Marieke van Schijndel in het boek heb willen doen is kijken wat er gebeurt als je die markt normaliseert en er geen dominante spelers zijn. Waarschijnlijk zal een behoorlijk aantal culturele ondernemers het dan een stukje beter doen, want die worden dan niet meer uit de publieke aandacht weggejaagd door marktdominante bedrijven. Voor onze samenleving heeft dat een positief effect: er wordt ons dan niet meer opgedrongen welke film we met z’n allen moeten gaan zien, of naar welke superster we moeten luisteren.
Is die publieke aandacht werkelijk zo gefixeerd? Ik heb het gevoel dat de culturele periferie in onze samenleving heel goed toegankelijk is voor iedereen die erin geïnteresseerd is.
Laten we ons in de eerste plaats gelukkig prijzen dat we in een land leven waar onze keuzes vrij zijn. Maar laten we ook erkennen dat er muziekconglomeraten zijn die in hoge mate bepalen waar we naar luisteren. Zij maken de nieuwe sterren door te bepalen wat we op MTV te zien krijgen. Of neem de boekenwereld: amazon.com heeft een marktdominante positie. Een probleem dat die positie met zich kan meebrengen is dat amazon op een bepaalde manier verwijst naar boeken. Sommige boeken raden ze aan en andere niet. Een ander systeem zou misschien rechtvaardiger zijn.
Of neem MySpace. De eigenaar Rupert Murdoch houdt zich nu toch wel heel erg bezig met de privacy van mensen. Veel mensen beseffen dat niet, maar als je iets op MySpace zet, dan is het in handen van Murdoch. Dan ben je toeleverancier van grondstof voor zijn imperium. In eigen land hebben we de marktdominante concertorganisator Mojo, die weer in handen is van het Amerikaanse mediaconcern Clear Channel, eigenaar van onder meer 1.300 radiostations in de Verenigde Staten. Dat bedrijf gedraagt zich in Amerika onverantwoordelijk en marktdominant. En dan kun je je afvragen: willen we dat zo’n bedrijf bepaalt welke muzikanten een kans krijgen op een groot podium? En dat het de keuze heeft hoe en in welke context concerten worden geregistreerd?
Maar de markt regelt toch weer de keuzes die bedrijven maken. Als er vraag is naar een bepaald bandje, zal Mojo daar toch als eerste aan voldoen?
Op zichzelf is dat goed ondernemerschap. En dat is inderdaad niet verdwenen nu een paar grote concerns de dienst uitmaken. Maar dat neemt niet weg dat het ongelooflijk moeilijk is voor een beginnende muzikant om opgemerkt te worden.
Smiers’ kritiek op het auteursrecht richt zich niet alleen op de uitwerking ervan op de markt en het onevenredige voordeel dat het geeft aan grote ondernemingen. Fundamenteler is dat dit intellectuele eigendomsrecht ook inhoudt dat een creatie niet veranderd mag worden. Smiers:
Elk kunstwerk bouwt voort op wat andere kunstenaars hebben gemaakt. Men put uit een schier eindeloos publiek domein. Dan is het toch vreemd dat je niet een werk mag maken dat sterk doet denken aan een voorgaand werk? Adaptatie kan juist een mooie manier zijn om met een kunstwerk aan de slag te gaan. Het is jammer dat het auteursrecht die vorm van met cultuur omgaan voorkomt. In feite is dat een vorm van censuur.
Maar er wordt in onze cultuur toch enorm veel geremixt? Schrijvers adapteren romans van anderen, strips worden verfilmd, nummers uit de jaren zeventig in een modern discojasje gestoken?
Maar dat kunnen ze niet zonder dat er toestemming voor is gevraagd. En je moet er vaak voor betalen, of een rechthebbende kan weigeren. Wil je bijvoorbeeld Mickey Mouse verwerken in een animatie, dan mag dat niet zonder toestemming van Disney. Een ander voorbeeld, van een vriend van mij die in Kolkata woont. Bij een carnavalsoptocht werd een praalwagen gemaakt met Harry Potter erop. Zie daar, er glijdt een brief in de bus van een advocaat van mediaconglomeraat Warner. Strekking: het is verboden de beeltenis van Harry Potter te reproduceren. Deze mensen hadden niet eens kritiek op Potter. Dus Warner verbiedt een werk in een context te brengen die het concern niet zint. Dat gaat behoorlijk ver. Zeker op het zo gevoelige terrein van de artistieke en culturele communicatie, de vormgeving van ons plezier, onze droefheid, onze verbeelding mag het toch niet zo zijn dat in een samenleving een beperkt aantal bedrijven die markt domineert. Dan leef je niet meer in een democratische samenleving.
In de tweede helft van het boek ontvouwen Smiers en Van Schijndel hun plan om kunstenaars uit het financiële slop te trekken en de culturele diversiteit in de samenleving te stimuleren. Gepaard aan de afschaffing van het auteursrecht zou mededingingswetgeving moeten worden toegepast om een eerlijk speelveld te creëren op de culturele markt. De economische crisis is wat dat streven betreft een gunstige ontwikkeling, schrijven ze, aangezien er meer ruimte is ontstaan om regulering van markten weer op de agenda te krijgen. Hun plan behelst niets minder dan de ‘culturele conglomeraten’, zoals zij de grote culturele concerns noemen, in kleine stukken op te delen. „Daar is de Mededingingswet voor bedoeld: om oneerlijke concurrentie tegen te gaan”, zegt Smiers. „In ons plan zou een situatie ontstaan waarin geen enkel bedrijf meer de machtspositie heeft om andere bedrijven of individuele kunstenaars uit de markt te drukken.” Goed. Stel ik schrijf in deze nieuwe situatie een boek en een uitgever wil dat op de markt brengen. Wat belet andere uitgevers dat boek meteen te kopiëren?
Die uitgever vergeet dan dat er op datzelfde moment tientallen andere bedrijven zijn die hetzelfde zouden kunnen doen. Want er is geen dominante uitgever meer die de middelen heeft om de rest weg te blazen. Laten we zeggen dat een uitgever toch de kans grijpt en zonder royalty’s te betalen dat boek op de markt brengt. Ten eerste heeft hij de auteur nodig om het boek te promoten en dat zou hij natuurlijk nooit doen. Dan krijg je het proces van reputatiebeschadiging: als een benadeelde auteur in de media roept dat die uitgever schandelijk bezig is, dan kan dat serieuze gevolgen hebben voor zijn goede naam. Daar doen we in de westerse wereld een beetje lacherig over, maar het is in Japan en andere delen van Zuidoost-Azië een gerespecteerd middel. En het is niet uitgesloten dat we het hier ook gaan krijgen.
Maar een minstens zo belangrijk punt is dat je zult zien dat het verdienmoment gaat verschuiven. Dat proces is al gaande door de gevolgen van illegale downloads: voor musici worden optredens de belangrijkste inkomstenbron. In ons model zul je zien dat bijvoorbeeld voor fotografen de opdrachtverstrekking en niet de royalty’s over gebruikte foto’s het voornaamste verdienmoment wordt.
Het lijkt me politiek en economisch een moeilijk haalbaar plan.
De bedoeling van het boek is om het debat aan te wakkeren. Wat me opvalt is dat het debat over auteursrecht zich nu voornamelijk richt op de criminalisering van illegale downloads. Dat is veel te beperkt. De centrale vraag zou moeten zijn: is het mogelijk een levensvatbare markt te creëren die kunstenaars gelijke kansen biedt? Het zou mooi zijn als er eindelijk een economisch instituut komt voor dit onderzoeksgebied, dat cijfermatig gaat uitzoeken wat de marktdominante krachten zijn en of ze kwaad doen. „Maar dat is nog toekomstmuziek. Om te beginnen is er op 10 juni een bijeenkomst in De Balie in Amsterdam. Wij hebben de theoretische aanzet gegeven, en nu is het tijd voor een debat over de echte vragen.
Bron: NRC, 17 april 2009
Lees hier in een pdf een aantal (overwegend kritische) reacties op het interview. Opmerkelijk overigens (of niet) overwegend van organisaties van belanghebbenden.