Het “verhitte” debat over de troepenuitzending naar Afghanistan kan tot een simpel einde gebracht worden door te besluiten dat Nederland nooit en te nimmer meer vredesmissies op pad stuurt. Waarom? Niet omdat ons land tegen vrede zou zijn en ook niet tegen hulptroepen om daar een handje bij te helpen, waar ook ter wereld. De reden moet zijn dat Nederland een andere rol te vervullen heeft in de processen om vrede in de wereld tot stand te brengen. Ons land geeft gastvrijheid aan het Internationaal Strafhof, het Internationaal Gerechtshof, en voor zolang dat duurt het Joegoslavië Tribunaal. Den Haag is daarmee de hoofdstad van het internationale recht.
Een mooiere en meer verantwoordelijke positie in het tot stand brengen van een internationale rechtsorde – wat de basis is voor vrede – kan men zich niet indenken. Het lijkt erop dat de meeste Nederlanders zich dit niet kunnen voorstellen. Daarom kunnen we ons ook nauwelijks indenken dat die positie in het internationale recht verplichtingen met zich meebrengt. Wat zijn die verplichtingen? Allereerst moeten we ervoor zorgen dat Den Haag optimaal geëquipeerd is om de gastvrijheid te bieden aan de instituties van het internationale recht. Er moeten goede gevangenissen zijn. Rechters, advocaten, familieleden van aangeklaagden en journalisten moeten over goede huisvesting en faciliteiten kunnen beschikken. Over hun veiligheid moet gewaakt worden. Dat kost geld, dat vraagt aandacht, dat vereist het tot stand brengen van een bijzondere sfeer in de stad waarin het internationale recht kan gedijen. Den Haag moet ook de plek bij uitstek zijn waar de voortgang van het internationale recht bestudeerd en bediscussieerd wordt.
Wat heeft dit te maken met de vredesmissies en het al dan niet daaraan deelnemen? Natuurlijk, de internationale rechtsorde is geen Nederlandse zaak. Het wordt door de mondiale gemeenschap tot stand gebracht, met horten en stoten, dat is waar, maar het gebeurt. Waarom zou ons land, door de ligging van Den Haag in Nederland, niet moeten deelnemen aan vredesmissies? Laten we ons eens de volgende situatie voorstellen. Nederlandse troepen proberen de vrede te bewaren (of tot stand te brengen?) in land X. Het is niet helemaal uit de lucht gegrepen om zich te kunnen indenken dat dat niet van een leien dakje gaat. Partijen in het conflict blijven op elkaar inhakken. Nu wordt de president van X, of een generaal van dit land, voor het Internationale Strafhof gedaagd. Leg dan maar eens aan het vijandige deel van de bevolking van X uit, dat die Nederlandse troepen volstrekt neutraal waren, terwijl hun president of generaal in dat zelfde land Nederland voor de rechter moet verschijnen.
Kortom, het hoge goed van een zo zuiver mogelijke internationale rechtsorde vraagt dat partijen die voor Internationale Strafhof moeten verschijnen, en hun aanhang thuis, Nederland als gastland van het internationale recht niet verwarren met het Nederland van de troepen waar ze last van hadden. Noem het wat vroeger de rol van Zwitserland was: een neutraal land. Misschien moeten we zelfs overwegen ter wille van onze rol in het internationale recht uit de NATO te stappen. Voor Jaap de Hoop Scheffer kan wel een andere baan gevonden worden.
Kunnen we ons nog herinneren dat de Amerikaanse Senaat de zogenaamde Scheveningen-wet aannam? We weten dat de Verenigde Staten niet meedoen aan het Internationale Strafhof, omdat deze grootmacht er faliekant op tegen is dat zijn onderdanen voor dit gerecht gesleept zouden kunnen worden. In het geval dat dit gebeurt, houdt de V.S. zich het recht voor Scheveningen binnen te vallen om haar onderdaan of onderdanen te bevrijden. Indertijd is hier wat lacherig over gedaan, maar ik ken betere grappen. Dit is nog steeds hoogst serieus; het is een gevaar dat de Nederlandse regering niet eens wil onderkennen. Het tot stand brengen van een internationale rechtsorde is niet iets dat op een koopje te verkrijgen is. En zo is het precies, we lopen daar risico’s voor.
Bij risico’s hoort strategie. De strategie moet zijn dat Nederland echt het land is dat er trots op is gastvrijheid te geven aan de organen die het internationale recht tot stand brengen. Die positie hoort niet verstoord te worden door misverstanden die makkelijk kunnen rijzen over de inzet van Nederlandse troepen, zie Srebenica. Ons land hoort een zekere waardigheid uit te stralen over wat er in Den Haag tot stand gebracht wordt – de hele wereld moet dat weten -, wat het moeilijker maakt voor de Amerikanen om in Scheveningen aan land te gaan. En we moeten voor dit moois – onze bijdrage aan het internationale recht – de financiële middelen en faciliteiten beschikbaar stellen – voor zover dat niet betaald wordt door alle landen in de wereld, en dat is heel wat.
Dan komt het dus ook nog goed uit dat we geen troepen meer op buitenlandse missies uitzenden, want het geld daarvoor kunnen we besteden aan Den Haag als mondiale hoofdstad van het internationale recht.