Nu we verlost raken van de Amerikaanse betutteling staan we in Europa op een tweesprong. We moeten en kunnen kiezen: òf we gaan door op het pad van voortgaande neoliberale mondialisering, van deregulering van markten, van verdere privatisering van wat door de jaren heen aan publieke diensten en voorzieningen is opgebouwd, en laten het economisch mondiale speelveld over aan transnationale ondernemingen.
De volstrekt tegenovergestelde optie is hiermee breken, erkennen dat de democratie nooit vat kan krijgen op wat zich op mondiaal niveau afspeelt. Vervolgens brengen we belangrijke besluiten voor het dagelijks leven van mensen terug naar het niveau waar we leven: de nationale staat en de lokale gemeenschappen.
Het ter discussie stellen van de uit de hand gelopen mondialisering is een van de belangrijke boodschappen waar simplificerend rechts, terecht, de straat mee op gaat. Waarom spreek ik liever over simplificerend rechts en niet over extreem rechts of over populistisch rechts? Wie aan de orde stelt dat de wereld waarin we leven te complex geworden is, is niet extreem en op zich ook niet populistisch. Misschien wel simplificerend, want het simpelweg oproepen tot protectionisme, tot het sluiten van grenzen en tot het entameren van handelsoorlogen is niet de oplossing. Dat getuigt van naïviteit over de aard van de problemen.
Het is politiek betreurenswaardig dat de boodschap van simplificerend rechtse partijen, en vooral van de kiezers van die partijen, niet serieus genomen wordt. Laten we eerlijk zijn, als simplificerend rechtse partijen beweren de mondialisering op de agenda gezet te hebben, dan is dat centrum-links aan te rekenen. Tezamen met rechts-conservatieve partijen lieten de sociaaldemocraten in West Europa en de Democraten in de VS de ongecontroleerde mondialisering een hoge vlucht nemen. Zij omarmden idee en praktijk van ongereguleerde mondiale vrije markten die gespeend waren van bescherming voor wat zwak en kwetsbaar is.
Wat nu te doen? Achterover leunen en denken dat het extreem rechtse “gevaar” nooit de meerderheid in Europa zal krijgen? Dat lijkt me kortzichtig. Daarom heb ik een gewaagd voorstel. Als we vinden dat het neoliberalisme als een aberratie beschouwd moet worden, en we willen bewerkstelligen dat bedrijven en bedrijvigheid weer ingebed worden in de samenleving, dan is daarvoor onder de bevolking een brede coalitie nodig. Tussen wie? De krachten die de mondialisering willen beteugelen bevinden zich aan de echt linkse flank van het politieke spectrum en bij wat ik dus aanduid als simplificerend rechts. Het zou dan voor de hand liggen te bevorderen dat die stromingen allianties aangaan.
Maar daarvoor zijn er hobbels op de weg, zoals: het ziet er nu niet naar uit dat echt links de overgrote meerderheid van bevolkingen kan mobiliseren. En mondialiserings- en Europa-kritisch rechts vergaloppeert zich aan vreemdelingenhaat en – uitsluiting. Een even belangrijke hobbel is dat simplificerend rechts wel de politieke besluitvorming terug wil brengen naar dichter bij huis, dus naar de natiestaat, maar met geen woord rept over de transnationale ondernemingen, die er juist bij uitstek voor zorgen dat we in een wereld leven waar we geen greep meer op hebben en die ons overstelpen met ellende. Dan kan men denken aan het slordig omspringen met het milieu, aan de financiële risico’s die ze nemen, aan belastingfraude, aan het laten voortbestaan van grote verschillen tussen arm en rijk, en aan diverse vormen van criminaliteit waar ze zich schuldig aan maken.
Ondanks de hobbels is het toch te verkiezen het gesprek te bevorderen tussen aanhangers van echt links en van simplificerend rechts over de mondiale en Europese wan-orde. Op zich is het dan niet moeilijk het erover eens te worden dat we de neoliberale mondialiseringsagenda achter ons moeten laten en de Europese Unie in z’n pretenties soberder moet maken. Maar – dan wordt het gesprek moeilijker – dit zal weinig zoden aan de dijk zetten als de transnationale ondernemingen niet in be-grijp-bare delen opgesplitst worden en de nieuw te vormen kleinere ondernemingen niet voorzien worden van een pakket van maatschappelijke eisen: wat verwachten wij als burgers van ondernemingen die ons producten en diensten leveren? Met verstokte neoliberalen uit de conservatieve hoek en van centrumlinks heeft zo’n gesprek hoegenaamd geen zin. Tussen mensen die niets moeten hebben van de huidige mondialisering kunnen zulk soort gesprekken wel zinvol zijn. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar wie niet waagt wie niet wint.
Het is daarom niet verstandig om bij hele of halve verkiezingssuccessen van simplificerend rechtse partijen te doen alsof de wereld in elkaar stort en de kiezers iets vreselijks gedaan hebben. De grote uitdaging nu is: wie zendt de uitnodiging voor gesprekken tussen echt links en simplificerend rechts de deur uit? We durft het aan om de wederzijdse verketteringen achter zich te laten?