Hoe hou je al die kazen uit elkaar? Het onderscheid tussen knalgeel en bijna wit, ik kan me voorstellen, dat je daar je iets zinnigs over kan zeggen. Maar al die zachtgele, bijna gelijkvormige heerlijkheden, hoe geef je daar de juiste naam aan, weet hoe het smaakt, waar het vandaan komt, en of het koe, geit, schaap of buffel is. Dat was mijn verwondering. Op een goede zaterdag vroeg ik het Hans. Zijn nuchtere antwoord was: meer dan dertig jaar ervaring.
Ik begrijp nu dat die ervaring zich uitstrekt over ruim zevendertig jaar. Maar daarmee is het hele antwoord nog niet gegeven. Wat beweegt iemand ertoe om, als ik me niet vergis als Rotterdamse jongen, in kaas te gaan. Waarom niet in worst, leren stoelen of filosofie – want als ik me niet vergis huist er in Hans een filosoof. Wat beweegt hem om de gigantische sprong van de grote stad opwaarts te maken naar het Friese platteland?
Ja, en dan begin je met kaas. Welke kies je uit die duizenden soorten kaas? Ik denk wel eens: het is toch nauwelijks voor te stellen dat gewoon uit melk zo een waanzinnige diversiteit tevoorschijn getoverd kan worden. Nu betrap ik me erop dat ik, als stadsmens, alle melk op één hoop gooi. Goed, Hans gaat kazen kiezen. Daaraan vooraf gaat: waar haal je die allemaal vandaan? Wie levert wat die zegt dat die aanbiedt, en blijft die dat leveren? Immers, je wilt toch niet in het ootje genomen worden.
Men zal merken dat mijn verwondering langzaam aan het stadium van bewondering bereikt. Dan is het natuurlijk leuk dat je de prachtigste kazen van de wereld in huis hebt. Wel eens gehoord van het begrip winkeldochter, en dan heb ik het niet over zijn twee inmiddels Friese dochters Sanne en Esti. Die kazen snakken ernaar om klanten te vinden. Waar zijn die te vinden, ervan uitgaande dat die, net als Hans iets met biologisch hebben. O ja, hoe kwam Hans er zevenendertig jaar, en nog iets langer geleden toe om in biologisch te gaan? Op het moment dat Nederland nog bezig was de grootste en ongezondste voedselproducent van de wereld te worden. Die vraag kan ik mezelf ook stellen, waarom ging ik al vroeg bedenken dat ik, om veel verschillende redenen biologisch wilde eten, maar niets moest hebben van de geitenwollencultuur die daaromheen hing.
Ik begrijp dat Hans eerst zijn vleugels uitsloeg in Friesland en Groningen. Maar, wat trok hem aan om te kiezen voor Amsterdam? Voor Nederlandse begrippen is dat toch elke zaterdag, in alle vroegte een kolere eind rijden. Misschien kan er in Amsterdam meer verdiend worden dan in Friesland en Groningen bij elkaar. Dat is een goed argument. En is het ook niet zo, dat voor het aanhouden van een groot assortiment een brede klantenkring noodzakelijk is?
Een van die klanten was ik: dankbaar voor de mooie kazen waar ik elke zaterdag mee naar mijn huis, aan de Oudezijds Voorburgwal, kon fietsen. Maar vooral dankbaar voor de uitmuntende sfeer die Hans tevoorschijn toverde, niet met het grote gebaar, maar met een plezierige manier van er zijn. Niet te vergeten, dat hij door de jaren heen in staat was een fantastisch stel medewerkers aan de kraam te verbinden.
Waarmee maar gezegd wil zijn: verwondering over hoe Hans dit allemaal voor elkaar gebracht heeft, maar vooral veel bewondering. Dank, en het ga je goed.