verschenen in Het Parool, Het Hoogste Woord, 12 augustus 2024
Men hoeft geen groot econoom te zijn om te snappen dat prijzen verschillende kanten op kunnen werken. Is een product duur, dan kan dat de verkoop belemmeren of juist bevorderen. Het is maar hoe gewild het is en of Bruin dat kan trekken.
Mensen willen best met de trein reizen, maar niet meer alleen op momenten die handig zijn voor de NS. Door de prijzen van treinkaartjes te verhogen komen er niet ineens méér mensen in de treinen. Het worden er waarschijnlijk veel minder, omdat menigeen de duurdere kaartjes niet kan betalen. Je hoeft geen profeet te zijn om te vrezen dat de NS zichzelf in de vingers snijdt en in een neerwaartse spiraal kukelt.
Het is vreemd dat de NS de andere prijsoptie – goedkopere treinkaartjes – niet overwogen heeft. Daarmee doet de wet van de prijselasticiteit z’n werk. De lagere prijs zal mensen die de trein te prijzig vinden en dus afhaken, kunnen verleiden om wel in de trein te stappen. Voor werk of voor een uitstapje.
Weliswaar verdient de NS per treinkaartje dan minder aan die reizigers, maar verdient dat iets lagere bedrag wel vele malen meer. De treinen zijn dan gewoonweg beter bezet en dat leidt tot hogere inkomsten. Het is geen gewaagde veronderstelling dat een prijsverlaging profijtelijk uitpakt.
Het zou de vervoerder sieren als het voornemen de prijzen te verhogen voor een moment afgeblazen wordt. Kijk deugdelijk naar het alternatief: wat zijn de effecten van prijsverlagingen, en zouden die niet in overweging genomen moeten worden?
Het kan toch niet zo zijn dat een prachtige publieke dienstverlening als het spoor door een kortzichtig prijsbeleid van de NS om zeep wordt geholpen?