Wie vult de publieke ruimte met geluid? Wie mag dat doen? Met voor soort geluid? Is het noodzakelijk? Of kan het best wel wat minder?
De Volkskrant, Opinie, 29 oktober 2021
Aanstaande zondag wordt de jaarlijkse Dag van de Stilte gevierd. Nou ja, ‘gevierd’? Het is goed mogelijk dat vrijwel niemand van het bestaan van die dag weet, maar het onderwerp zelf, stilte, dat is voor de één een gruwel, en voor de ander het beloofde land dat in onze samenleving alsmaar niet in vervulling gaat.
Ziedaar, in één zin hebben we een botsing van belangen van de bovenste plank te pakken. Hoe prachtig zijn de dijken van onze grote rivieren en hoe heerlijk is het om met mooi weer er met de motorclub snoeihard over heen te scheuren. Waarschijnlijk niet tot genoegen van de mensen die aan de dijk wonen.
Zo wemelt het van de situaties waar sommigen het wat rustiger zouden willen hebben en anderen daar niet aan moeten denken, of het niet anders kán dan dat er stevig geluid gemaakt wordt. Dat brengt ons bij het gebruik van de publieke ruimte: wie vult die met geluid, wie mag dat doen, met wat voor soort geluid, wie vindt dat prettig, en wie heeft er last van, of wordt er zelfs ziek van?
Oren zijn altijd open
We worden omgeven door heel veel soorten geluid – we leven als het ware in een kakofonie van geluid, waaraan je je, ook als je zou willen, moeilijk kunt onttrekken. Daarbij komt dat het ene soort geluid prettig bij je binnenkomt, en het andere voor jou te erg voor woorden is. Het lijkt er dan op dat het ontvangen van geluid een subjectieve kwestie is: je houdt ervan of niet. Maar, zo simpel ligt het niet.
De kerneigenschap van geluid is dat je oren altijd open staan en geluid dus per definitie bij je binnentreedt. Als we dat beseffen, dan voldoet het niet om te zeggen, het is maar subjectief als je last hebt van bepaalde geluiden. Die komen, hoe je het wendt of keert, ongevraagd bij je binnen en richten in je hersenen iets uit, een gemoedstoestand waar je last van kan hebben, mogelijk een beschadiging.
De kernvraag luidt: zijn bepaalde soorten geluid onvermijdelijk, of is het helemaal niet nodig zo aanwezig te zijn? Bij onvermijdelijk kunnen we bijvoorbeeld denken aan verkeer, industrie, commercie, landbouw, warmtepompen, windmolens. Maar, is onvermijdelijk zo onvermijdelijk als het lijkt? Met een beetje goede wil, en beleid, kan veel daarvan best wat zachter. Schepen die aan de kade liggen en voortdurend de dieselmotoren laten draaien: een hel voor omwonenden. Met elektrische walstroom kan het een stuk stiller worden. Dat is, ten bate van de volksgezondheid, een relatief simpele ingreep die de moeite waard is.
Onvermijdelijk is het daarentegen niet dat buren bij voortduring kabaal veroorzaken, en dat bezoekers van bepaalde cafés er een levendige boel van maken waardoor mensen in de wijde omgeving de slaap niet kunnen vatten. Festivals, o die fantastische festivals, en de bassen die hun geluid mijlen ver dragen, het gekletter van het opbouwen van de podia, de soundchecks en de festivalgangers die niet stilletjes naar huis gaan. Het plezier van duizenden festivalgangers kan haaks staan op het woongenot, en gezondheid, van mensen, en vogels, in de wijde omgeving. Ik weet het, het is vloeken in de kerk: toch is het een cruciale vraag of de muziek op festivals zo luid moet klinken.
Het is duidelijk: geluid in de publieke ruimte levert een spektakel van botsende belangen op. Welke stelregel kan ons helpen om dat een beetje hanteerbaar te maken? Ik zou zeggen: omdat de publieke ruimte van ons gezamenlijk is, is het niet eerlijk dat sommigen die ruimte, wat geluid betreft, overmatig in beslag nemen, en anderen dat moeten ondergaan. Het moet een beetje geven en nemen zijn.