Deze beschouwing verscheen als Opinie in De Volkskrant van 11 oktober 2022
Bij nieuwe medicijnen moet het niet langer gaan om winst en monopolie, maar om ons aller gezondheid. Tijd dus om de farmaceutische industrieën buitenspel te zetten bij de ontwikkeling van geneesmiddelen.
In de week van 17 oktober komt in de Tweede Kamer de begroting van Volksgezondheid aan de orde. Het kan niet anders dan dat het dan ook over medicijnen zal gaan. Immers, op 22 juni stuurde minister van Volksgezondheid Ernst Kuipers een brief aan de Kamer waarin hij schreef te betreuren dat bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen het maatschappelijk wel en wee een ondergesneeuwde rol speelt vergeleken bij financiële belangen. Het lijkt goed nieuws dat de minister daar werk van wil maken.
In diezelfde brief zette Kuipers echter meteen een domper op de verhoopte feestvreugde: hij zal in zijn medicijnenbrief geen poging ondernemen om tot een oplossing te komen. Wel stuurt Kuipers een dik pakket met bijlagen mee waaruit blijkt dat in alle fasen van medicijnontwikkeling bij big pharma investeerders – en dat zijn er nogal wat – om de hoek komen kijken: als er geen winst te verwachten valt, verdwijnt een mooie aanzet voor een medicijn waarmee de samenleving zou zijn gediend in de vuilnisbak. Op zich weten we dat allang, dat is oud nieuws. Het maatschappelijk belang van medicijnen, waarover de minister het wil hebben, komt in de gedachte van investeerders niet op.
Het is een kardinale fout van Kuipers dat hij zelfs niet een begin maakt van denken hoe we de investeerders uit het medicijnspel kunnen verdrijven en de financiering van de verdere ontwikkeling van medicijnen met geld uit de maatschappelijke ruif kunnen bekostigen. Een tweede fout is dat de minister met geen woord rept over patenten die hierbij een sleutelrol spelen. Even voor de goede orde: in de economische leerboeken wordt gesteld dat patenten – een monopolie op kennis – nodig zijn omdat er anders geen innovatie tot stand komt.
Die redenering is flauwekul. De meeste innovatieve kennis bij medicijnen wordt ontwikkeld in universitaire en andere onafhankelijke onderzoeksinstituten die, zowel in de VS als in Europa, worden betaald door de overheid – met publieke middelen dus. Niet met het idee om er winst uit te slaan en er een monopolie op te vestigen, maar met maatschappelijke winst als doel: ons aller gezondheid.
Het kernprobleem ligt ‘m hierin: om de ontwikkelde innovatieve kennis uit te testen – het proces dat ‘trial 3’ heet – hebben die universitaire en andere onafhankelijke onderzoeksinstituten niet de capaciteit. Daarom moeten zij zich met huid en haar overleveren aan de farmaceutische industrieën die dat wél kunnen. Die nemen dan grote hoeveelheden patenten op de niet door hen ontwikkelde kennis, louter en alleen om hun monopolie op die kennis te vestigen.
Als samenleving is het dus heel dom om die patenten toe te kennen. Het gaat om innovatieve kennis die door big pharma niet zelf is ontwikkeld. Nog funester is dat door het patent – nogmaals: het monopolie op kennis – anderen niet kunnen voortbouwen op die kennis en geen nieuwe medicijnen kunnen ontwikkelen waaraan de samenleving behoefte heeft. Nog kwalijker is dat big pharma veel van die kennis niet eens gebruikt, omdat ze hun eigen blockbuster-medicijnen niet in de weg willen zitten.
Minister Kuipers doet geen enkele poging investeerderskapitaal te vervangen door maatschappelijk geld, zodat wij als burgers zelf de baas zijn over welke medicijnen verder worden ontwikkeld. En hij maakt geen woord vuil aan de fnuikende rol van patenten in het hele medicijnenspel. De vraag is: kan het anders? Laten we ons wagen aan een gedachtenexperiment.
We stellen een fors gevuld ‘Onderzoeksfonds’ in voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Commissies met mensen uit de medische wetenschappen en de samenleving bepalen voor welke te verwachten ziektebeelden nieuwe medicijnen ontwikkeld zouden moeten worden. Ze schrijven onderzoeksopdrachten uit waar onderzoeksinstituten op kunnen inschrijven. Wie wordt verkozen, krijgt geld om aan de slag te gaan. Ook de huidige farmaceutische industrieën kunnen meedingen; zij hebben immers veel kunde in huis.
Het grote onderscheid met de huidige situatie is dat op de kennis die uit die onderzoeken tevoorschijn komt – over wat lukt en wat niet lukt – geen patenten gevestigd worden; dus ook niet voor eventueel deelnemende farmaceutische industrieën. Die kennis is vrij en kan worden gebruikt door bedrijven om er pillen, vaccins, drankjes en wat dies meer zij mee te fabriceren. Die kennis brengen we wel onder in een zogenoemde common, een platform waarvan je samen bepaalt waar die voor dient.
Die juridische inkadering hebben we nodig om te bepalen dat geen enkel bedrijf, als een freerider, winst mag maken met de door ons maatschappelijk betaalde kennis en die patenteren. Ten tweede, de bedrijven die de pillen, vaccins en drankjes gaan fabriceren moeten die voor slechts een bescheiden winst leveren aan de apotheek. Hierdoor worden medicijnen substantieel goedkoper.
Wat er vervolgens gebeurt: op die fors lage prijs van het medicijn bij de apotheek heffen we een opcent. Met die opcenten wordt het ‘Onderzoeksfonds’ gevuld voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, zoals ik hierboven introduceerde.
Hiermee is het winstbejag uitgebannen uit de wereld van de medicijnen en het maatschappelijk belang – het mensenrecht op geneesmiddelen – weer volop in het vizier. Ik daag minister Kuipers uit publiekelijk met mij in debat te gaan over hoe we van medicijnen weer een maatschappelijk goed kunnen maken.