Er is een kern die we veilig moeten stellen
Inleiding
Vanaf de Tweede Wereldoorlog heeft er in Nederland consensus over bestaan dat de overheid het maken en verspreiden van kunst actief zou steunen, zo nodig met subsidies. Ruzies gingen altijd over in welke mate. Die vanzelfsprekendheid van subsidiëren is voorbij, nu de kille wind van populisme, van diverse snit, ons land in de ban houdt. Dit dwingt alle politieke partijen om hun denken over kunstbeleid te herijken.
Als we ons daaraan zouden wagen, wat is de kern die we moeten veilig stellen? Dat is democratie. De verworvenheid van de democratie is dat heel veel stemmen zich kunnen uiten, maar ook gehoord kunnen worden, niet alleen op het gebied van informatie en meningsvorming, maar zeker ook wat betreft artistieke communicatie. Als we werkelijk hechten aan onze democratie, dan moeten wij, als samenleving, om ons heen kijken: waar zien we die diversiteit verschrompelen, en waar zien we machtsconcentraties ontstaan die artistieke en informatiestromen ondersneeuwen? Wat kunnen we dan doen om, zo nodig, de markt te corrigeren om het grote goed van de vrije communicatie te redden?
Dit brengt ons op drie fundamentele vragen. Allereerst, moeten we bevreesd zijn voor censuur? Als tweede, functioneren culturele markten op zo een wijze dat een grote diversiteit aan culturele uitingen gecreëerd en vertoond kan worden, en een redelijke kans heeft om de aandacht van divers publiek te trekken? Als derde, is de overheid geroepen om het maken en verspreiden van kunst actief te steunen als die markten niet naar behoren zouden functioneren?
In de tekst met de eenvoudige titel Waarom kunstbeleid? vat ik jaren van denkwerk daarover samen. Mijn dissertatie van 1977 Cultuur in Nederland 1945 – 1955. Meningen en beleid is daarvan een eerste aanzet (uitgeverij SUN). In 1981 redigeerde ik samen met Carry van Lakerveld Matheid, hoezo? Tweeëntwintig teksten over kunst en politiek ’70 …. ’80 (uitgeverij Sjaloom). Na enkele boeken over welzijnsbeleid volgde in 1998, in het Frans, État des lieux de la création en Europe. Le tissu culturel déciré (uitgave L’Harmattan). In 1999 schreef ik, met Marieke van Schijndel, Ruimte aan verscheidenheid. Kunst en kunstonderwijs in lokaal en mondiaal perspectief (uitgave HKU). Een mijlpaal in mijn oeuvre over cultuurpolitieke vraagstukken is mijn in 2003 in het Engels uitgekomen Arts under Pressure. Promoting Cultural Diversity in the Age of Globalization (uitgekomen bij Zed Books en vertaald in een tiental talen, onder meer in het Spaans bij Gedisa als Un mundo sin copyright. Artes y medios en la globalización).
In 2002 heb ik een research paper geschreven over The Role of the European Community Concerning the Cultural Article 151 in theTreaty of Amsterdam. Met als ondertitel Sustaining the Development of Intercultural Competence within Europe. In diezelfde periode redigeerde ik, met Giep Hagoort, het bij Wolters Kluwer uitgekomen losbladig Handboek Management Kunst en Cultuur. Door de jaren heen heb ik me bezondigd aan diverse (on)mogelijke voorstellen voor het culturele leven, onder meer in Europa. Hierbij één daarvan: we moeten hoognodig Beethoven’s Europese volkslied vervangen door iets veel vrolijkers en diverser.
Teksten en analyses, van mijzelf
- Waarom kunstbeleid?
- Cultuur in Nederland 1945-1955
- Arts under pressure
- The role of the EC concerning the cultual art. 151 in the Treaty of Amsterdam
- European Hymns – the musical symbols of Europe
- Waarom, hoe en wat niet? – een kwart euw KIT-Tropentheater
- Joy and pain of interculturalism
- Des te meer goed “vervalste” kunst, des te beter
- Zelfstandige kunstenaars verdienen meer steun
Waarom kunstbeleid?
In deze tekst bespreek de bovengenoemde drie fundamentele vragen. Allereerst, moeten we bevreesd zijn voor censuur? Als tweede, functioneren culturele markten op zo een wijze dat een grote diversiteit aan culturele uitingen gecreëerd en vertoond kan worden, en een redelijke kans heeft om de aandacht van divers publiek te trekken? Als derde, is de overheid geroepen om het maken en verspreiden van kunst actief te steunen als die markten niet naar behoren zouden functioneren?
Lees hier verder op de site. En lees hier in pdf-formaat.
Cultuur in Nederland 1945-1955
In deze studie wordt cultuurbeleid bezien vanuit de vraag of er voorzieningen worden getroffen om de in de wet verankerde vrijheid van meningsuiting effectief te maken.
Cultuurbeleid moet een wettige uitdrukking zijn van het recht, voor een ieder om te kunnen zien, horen, lezen of zelfs uitdrukking hieraan te geven zonder dat er van financiële of andere belemmeringen sprake is.
Op deze wijze wordt cultuurbeleid deel van de strijd voor toenemende grondwettige vrijheid van meningsuiting ter bevordering van de demokratisering van het maatschappelijk leven.
Arts under pressure
Arts Under Pressure (2003) analyses the relevant forces behind decision making in cultural matters worldwide under the influence of economic globalisation.
The book deals with all the arts, in all parts of the world and focuses on the cycle of creation, production, distribution, promotion, reception and influence. It asks: who has the power to decide what reaches audiences, in what quantities, with what contents and surrounded by what kinds of ambiances?
Refuting the ‘natural’ existence of a mass culture, Arts Under Pressure argues that globally dominant artistic creations are produced, distributed and promoted on a mass scale that destroys the diversity any society desperately needs. Smiers argues that countries must take culture out of the grip of the WTO and sign a new International Convention on Cultural Diversity.
It concludes with a completely new vision of copyright, advantageous to artists, third world countries and the public domain.
The role of the EC concerning the cultual art. 151 in the Treaty of Amsterdam
The European Union has in its Treaty of Amsterdam a promising article 151 which invites, stimulates and obliges all different players in the Union to take care of the flourishing diversity of cultures. In this article the division of responsibilities is more or less adequately balanced, according to the principle of subsidiarity.
First, cultural policies should be developed at the lowest level possible: member states, regions, local authorities. Second, member states and regions should co-operate. And, third the Community itself has an active role to play, and the Community shall take cultural aspects into account in all its actions. This last point has stayed thus far too much in the shadow, which will change, hopefully, after this publication.
Since Maastricht, 1992 (article 128) and even since Amsterdam, 1997 (when 128 became article 151) the Community failed to clearly articulate its role and take on its responsibilities. Nevertheless, there is a great need for Community action on several cultural issues, where the old and the new member states alone, or even in the co-operation between them, cannot shape the conditions for the flourishing of the much desired cultural diversity. In this research paper I will discern a list of issues for which the Community is responsible.
For each topic I will describe the situation, analyse arguments and formulate concrete proposals; all not longer than one page; and divided into three clusters:
A. proposals with a general cultural policy character;
B. proposals which concern specific fields of the arts;
C. and proposals which have an eye on the rest of the world.
What I present here is a research paper, it is a work in progress: the debate
is open. And then, the Parliament, the Commission and the Council should do what the Treaty of Amsterdam obliges them to do in its article 151: to take action in the cultural field, and also on the Community level.
Read the full text of the working paper here.
European Hymns – the musical symbols of Europe
It is not only because I don’t like Beethoven that I detest the European “national” hymn, the Ode à la joie, a work that has been based on his ninth symphony. The fact that it has been adapted by the nazi adept Herbert von Karajan makes this melody indigestible to serve as a song for all Europeans. With good reason Esteban Buch concludes his analysis on Europe and its hymn in Le Monde, 3/ 4 May 2009 with the observation that ‘un hymne n’est jamais que ce que les gens en font. En tout cas de cause, du moment qu’il s’agit d’un symbole politique, c’est aussi une question politique.’
Read more. Read her in pdf-format
Waarom, hoe en wat niet? Een kwart eeuw KIT-tropentheater
Het is geen vanzelfsprekende zaak dat mensen nieuwsgierig zijn. Laat staan dat we, per definitie, respect hebben voor culturen die ons vreemd voorkomen. Toch is het maatschappelijk gezien verstandig om zulk soort eigenschappen als nieuwsgierigheid en respect voor andere culturen te ontwikkelen. In 2002 mocht ik een essay schrijven over het KIT-tropentheater in Amsterdam dat zich zo’n vijfentwintig jaar ingespannen had om ons vertrouwd te maken met artistieke culturen van ver buiten onze grenzen, en met kunst van groepen in de Nederlandse samenleving, die hier niet al eeuwen vertoeven.
Op het eigenste moment dat we zouden mogen denken, dat de mondialisering zo ver voortgeschreden is dat we open zouden staan voor culturen van her en der, komt er een kink in de kabel. Anno 2002 heeft de kopschuwheid voor “andere” culturen zich met de snelheid van flitskapitaal in Europa genesteld. Dit is dus precies het goede moment om de tussenbalans op te maken. Waarom werd al die jaren lang de enorme klus ondernomen om kunstenaars uit honderd dertig landen in de wereld en uit tal van culturen in Nederland te verleiden om in het KIT-tropentheater op te treden? Hoe werd die klus geklaard? En, wat niet? Welk soort optredens waren, en zijn, geen graag geziene gasten op de planken en tussen het marmer van dit multiculturele theater? Deze drie vragen laten zich beantwoorden in de drie hoofdstukken van dit essay en vormen tezamen de titel van dit boekje.
Bij het nalezen van dit essay bleek mij dat het anno 2020 nog steeds razend actueel is, voor culturele programmeurs, voor politici op het gebied van cultuur, voor kunstcritici, maar vooral ook voor nieuwsgierige mensen.
Joy and pain of interculturalism
The first word that comes in mind while thinking about cultural exchange is reciprocity. Reciprocity includes the understanding that you give something to someone while not knowing whether, when and how you will get back something. Of course, this is not what people do arbitrarily to anyone who crosses their path. One is the more inclined to do so, if there exists a deeply grounded layer of confidence in the other person that is sustainable. The relation is uneven because there is no contract that regulates what you give and what you get. You never know how and when you will be recognised for, for instance, a not obligatory gift or service. It might never happen. But this does not matter to you. It is not a point of first interest. An appreciation may come back at a completely unexpected moment and in a form that does not relate to what you gave.
However, if the relationship becomes completely one-sided, this is the end of (the) confidence in the relationship and the reciprocity may become extinct. Some people may be masochistic and wait and wait until ….; most are not. If the not outspoken balance between giving and getting gets completely lost, the spontaneity in the relationship faces its end, making place for a more calculated approach in the exchange.
Read the full text here on the site. And read here in pdf-format
Des te meer goed “vervalste” kunst, des te beter
Voortdurend in het achterhoofd het gevoel moeten hebben dat we staren naar een beroemd en origineel werk, dat verstoort het fundamentele debat over mooi of lelijk
Tja, nu blijken schilderijen die we mooi vonden “vervalst” te zijn. Zijn ze nu ineens niet meer mooi? Daarover op Joop van BNNVARA dit artikel van mij.
Zelfstandige kunstenaars verdienen meer steun
De samenleving heeft creatieve professionals hard nodig (Het Hoogste Woord van Het Parool, 14 januari 2022)
Kunsthistoricus Gunay Uslu is benoemd als nieuwe staatssecretaris Cultuur en Media. Een goede kandidaat die taak, vindt Joost Smiers. Maar zal ze genoeg oog hebben voor zelfstandige kunstenaars?
De nieuwe staatsecretaris Cultuur en Media, Gunay Uslu, wordt nu al bejubeld. Als cultuurhistoricus heeft ze een grote reputatie en ze is onder meer betrokken bij Eye Filmmuseum, het Mauritshuis en de Vereniging Rembrandt. Een betere verdediger van de culturele sector kan men zich niet voorstellen, zo lijkt het.
Toch is het niet ondenkbaar, gezien haar voorgeschiedenis bij de grote kunsttempels, dat zelfstandige kunstenaars niet helder op haar netvlies staan, zoals ze al jaren het kind van de rekening zijn. Is dat erg? Lees hier verder.